Het gouden tientje

door | okt 26, 2025

We hebben een paar weken achter de rug waarin goud weer record na record aantikte. “De goudprijs is zó hoog,” hoor je in edelmetaal kringen.
Ik zie het andersom: de waarde van de valuta is zó laag. Goud verandert niet maar onze maatstaf wel.

Het beste voorbeeld is letterlijk zo oud als de weg naar Rome. Wie toen een maatpak, een toga op bestelling, liet maken, betaalde dat grofweg in dezelfde goudhoeveelheid als een tailor-made pak nu. Niet omdat goud “magisch” is, maar omdat het koopkracht bewaart terwijl munten komen en gaan.
Neem een gouden tientje in 1928. De nominale waarde was destijds 10 gulden. In de munt zat ongeveer 6 gram puur goud. Zet dat naast vandaag en je krijgt, rond de huidige goudprijs, ongeveer €670 voor hetzelfde muntje. Dat klinkt fors en voelt als winst, totdat je de vraag stelt: “wat koop je er voor?”.

De dure gulden

Nederland hield koppig vast aan goud toen de crisis toesloeg. Colijn preekte zuinigheid als deugd terwijl de rest van Europa het anker losgooide. Wij niet. Wij bleven keurig drijven, rechtstreeks de afgrond in. De gulden bleef “sterk”, maar het land verzwakte. Nederlandse producten werden te duur in het buitenland. De export stokte, fabrieken sloten, werk verdween. De werkloosheid steeg tot een kwart van de beroepsbevolking.

Er volgde deflatie. Prijzen daalden, lonen gingen mee omlaag. Niemand durfde geld uit te geven. Angst is ook een soort munt en die ging in omloop.
Colijn hield vol: “Gij zult niet devalueren.” De gulden moest heilig blijven, ook al werd de mens er arm van. En zo kreeg Nederland wat je krijgt als je geld belangrijker vindt dan mensen. Discipline zonder adem, stabiliteit zonder leven.

En toen 1936. De gulden ging los van goud en werd in één klap zo’n 20% minder waard. Papier verloor zijn waarde, maar het goud niet. Wie een gouden tientje had, zag zijn koopkracht stijgen in guldens gemeten. Wie spaarde in papier, betaalde de tol.
Wat kon je in de jaren dertig met zo’n tientje? Een week huur betalen van een arbeiderswoning, de aanschaf van een overjas, of je gezin een week laten eten. Geen luxe, wel leven.

Goud als nooduitgang

Toen de Duitsers binnenvielen, verdween het vertrouwen uit de biljetten. Goud bleef. Mensen namen hun tientjes mee de grens over, in de zoom van een jas of in de zool van een schoen. Niet als belegging, maar als vluchtmiddel. In tijden van bezetting, censuur en rantsoen is goud geen luxe maar het is vrijheid in compacte vorm.

Na de oorlog werd de wereld opnieuw ingericht. In Bretton Woods (1944) spraken de overwinnaars af dat de Amerikaanse dollar de spil zou worden van het nieuwe monetaire systeem. De dollar werd aan goud gekoppeld, de rest van de wereld aan de dollar. Goud zat voortaan in de kluis van Fort Knox, niet meer in de zak van de burger. De wereld kreeg een munt die beloofde “zo goed als goud” te zijn, en geloofde het.

Scene uit James Bond- Goldfinger.

Dat geloof hield bijna dertig jaar stand. Tot 1971, toen Nixon het gordijn openrukte en de koppeling met goud losliet. De dollar werd papier zonder anker, en alle andere valuta dobberden mee. Wat toen begon, was de tijd van schulden zonder dekking, van groei op krediet en van vertrouwen op afspraak. Sindsdien meten we rijkdom in cijfers die alleen bestaan zolang we ze met elkaar willen geloven.

Vanaf dat moment werd goud niet langer het hart van het geldsysteem, maar het geweten ervan — een stille getuige die telkens omhoog kruipt wanneer het geloof in papier begint te scheuren.

Het geheugen van goud

We praten anno nu over “stablecoins” en “digitaal vertrouwen”. De woorden zijn nieuw; het mechanisme is oud. De goudprijs vertelt vooral hoe ziek de valuta is waarin je meet. Vandaag betaal je voor een maatpak ongeveer dezelfde grammen goud als toen. Het verschil? Onze munten zijn slanker geworden, niet onze pakken.

Dus ja, de goudprijs staat “hoog”. Of anders gezegd, onze maatstaf is gekrompen. We meten waarde met lucht, en we zijn verbaasd dat het beweegt. Banken drukken geld bij, overheden lenen zichzelf rijk, en de burger staart naar de prijs van goud alsof dat het probleem is. Maar goud doet wat het altijd doet. Het zwijgt, het weegt, het wacht.

Wie terugkijkt naar het gouden tientje van 1928, ziet niet alleen een munt, maar een spiegel. Elke generatie moet blijkbaar opnieuw ontdekken wat waarde betekent. In tijden van overvloed vergeten we het, in tijden van twijfel grijpen we ernaar terug. Goud is geen investering in winst, maar een investering in herinnering. Het herinnert ons eraan dat vertrouwen geen drukinkt is, maar metaal.
Kies dus welk verhaal je jezelf vertelt. Het gouden tientje geeft het antwoord al een eeuw lang: goud weegt, beloftes verdampen.